Scheurvorming in betonvloeren

Een betonvloer plaatsen zonder scheuren: hoe moeilijk kan het zijn?

Uit deze case blijkt dat er toch wel wat bij komt kijken, en dat het voor bepaalde gevallen altijd aangewezen is om er een ontwerper bij te betrekken, in plaats van direct een aannemer te zoeken.

Maar dat is niet genoeg: ook ontwerpers kunnen fouten maken en verwarring veroorzaken, zo blijkt!

Scheurvorming in betonvloeren

Wanneer je als bouwheer ter plaatse gestort beton wil voorschrijven, heb je volgens de regels van goed vakmanschap in principe twee mogelijkheden:

  • ofwel beschrijf je de volledige samenstelling en uitvoeringsdetails, waarvoor je mogelijk zelf een ingenieur moet aanspreken voor een studie,
  • ofwel beschrijf je de prestatie-eisen waaraan de uitvoering moet voldoen voor het gebruik, waarbij de uitvoerder dan zelf de eventueel vereiste studies kan (laten) uitvoeren.

Beide manieren worden beschreven in de normen NBN EN 206 en NBN B 15-001, en er bestaan verschillende tools om ontwerpers en bouwheren bij te staan bij de beschrijving.

Toch zie je in lastenboeken beide methoden met elkaar verward worden, waardoor er verschillende interpretaties en onduidelijkheden kunnen ontstaan.

Bij een logistiek bedrijf bijvoorbeeld, waar een nieuwe betonvloer vrij snel na oplevering al verschillende barsten vertoonde, werd door dergelijke verwarring een minimale betonvloer geplaatst zonder enige studie; met dikte 18 cm (rekening houdend met de toleranties) en enkel staalvezelwapening.

Echter, volgens de regels van goed vakmanschap, in casu de OCW handleiding, is het in geval van Belastingsklassen 1 en 2 altijd aangewezen om een studie op te maken voor de dimensionering. 

Met de zichtbare laadkades konden betrokken partijen moeilijk beweren dat zij het beoogde gebruik van de vloer niet zouden gekend hebben.

Uit ons onderzoek bleek:

  • dat een studie vereist was voor de gegeven Belastingsklasse;
  • dat die studie o.a. de plaatsing van bovenwapening zou hebben voorgeschreven, omdat de scheurvorming grotendeels veroorzaakt bleek door de trekkrachten van de banden van manoeuvrerende vrachtwagens op de bovenzijde van de betonvloer, naast voegvullingen die ook ontbraken.

Daarnaast bleek uit verschillende boringen ook de dikte van de betonvloer op het randje van aanvaardbaar; gemiddeld net binnen de 1 centimeter foutenmarge op de minimale dikte van 18 centimeter.

Een boorkern wordt gemeten om de dikte van een betonvloer te kennen.

De aansprakelijkheid werd verdeeld over de bouwheer en de aannemer, de architect was niet betrokken in het geschil: de aannemer heeft in zekere zin immers uitgevoerd wat door de architect werd beschreven, maar had beter moeten weten.

Echter, de bouwheer zou ook bewust kunnen kiezen of gekozen hebben voor een betonvloer die niet aan de norm voldoet, met inbegrip van aanvaarde scheurvorming. Immers, het prijsverschil tussen een conforme betonvloer en de gegeven beschadigde betonvloer is dermate aanzienlijk (in casu ca. 80.000 euro), dat het niet opweegt tegen de beperkte visuele hinder voor een logistiek bedrijf, of financieel merkbaar zou zijn in slijtage van banden e.d. . In dat geval zou deze keuze wel vooraf, in afwijking van de norm, gemotiveerd moeten zijn in het postinterventiedossier (bv. met een bespreking in een werfverslag), wat niet gebeurde.

Bouwheer en aannemer werden voorgesteld om de zaak minnelijk te regelen, door een eenmalig kwalitatief scheurherstel met epoxymortel, en beperkte vergoeding ter compensatie van het bijkomend onderhoud gedurende enkele jaren.